U zocht voorbeeldzinnen met daarin "slap"
Resultaten 1 - 20 van 42
- anscharpen: Die breeif is wat slap, die moej wat anschaarpen (Eext)
- anstrakken: waslien wordt slap, wost die even weer anstrakken? (Westdorp)
- dag: Hij slap een gat in de dag (Diever)
- deurstaon: Zij is te slap um de operatie te deurstaon (Gasselte)
- flaander: Flik, flak, flaander/ Van de ene bil op aander/Eerst bin ik slap en dan bin ik stief/En dan met leve (Hijken)
- flaander: ...Eerst slap, dan stief/En dan bie 'n jonge meid in het lief (Zwinderen)
- gat: Hij slap een gat in de dag
- geleuf: ...daor slap de duvel tussen (Broekhuizen)
- gewiekst: Gewiekst antrekken, niet zo slap! (Padhuis)
- holt: Hie slap as een holt (Sleen)
- kerteer: Hie slap vief kerteer in het uur
- keu I: Dat kiend, dat slap as een keu (Wapserveen)
- klets I: Klits, klats, klaander/Van de iene bil op de aander/Eerst slap, dan stief/En dan een jonge meid in h (Sleen)
- koord: Het koord hung slap (Grolloo)
- morspuut: Die vent dat is een mo(r)spuut, ...mo(r)slap, ...mosserd (Sleen)
- oetslaopen: Hij slap non zien roes uut (Broekhuizen)
- onrustig: Hij slap onröstig (Zuidwolde)
- petat: Ik vuulde mij wat slap en van een zakkien petat knapte ik aordig op (Ruinerwold)
- petmus: Het is zo'n petmus, ik kan mij der wal slap um lachen (Oosterhesselen)
- plun II: Hij is zo slap as een plunne (Emmer Compascuum)