U zocht voorbeeldzinnen met daarin "sleuten"
Resultaten 1 - 12 van 12
- bank II: Op aoljaorsdag bint de baanken sleuten (Beilen)
- haorbaand: Een haorbaand gung under het haor deur en wuur sleuten met haak en oog (Sleen)
- overienkomst: Wij hebt een overeenkomst sleuten (Rolde)
- Sint-Jopk: Met Sint-Jopk is de rogge riep en het hoesie sleuten
- sleuten I: Hij kan wal 20 koppen koffie der deur sleuten (Barger Compascuum)
- sleuten II: Nim de sleuthake met, asse hen sleuten gies (Padhuis)
- sleutern: sleuten I
- sluten: Aj een slötten, ...sleuten lief hebt en der volgt gien operatie,
- sluten: Die koe is al wèer sleuten, de banden bint er wèer (Mantinge)
- staot II: As alle staoten de grenzen is sleuten, wat mussen wij dan met oes botter
- verdrag: Zie hadden een verdrag sleuten, mor hie huul zuk er niet an (Sleen)
- vrundschap: Zie hebt vriendschap sleuten (Weerdinge)