U zocht voorbeeldzinnen met daarin "sliert"
Resultaten 1 - 7 van 7
- anslieren: De ket van de fiets sliert an (Kloosterveen)
- slieren: De ket sliert aal an de kettingkast langs (Sleen)
- slieren: Ze sliert er weer mooi langs op de scheuvels (Zweelo)
- slieren: Wat hej het haor weer roeg opmaakt, het sliert je um de kop (Emmen)
- sliert: Met het scheuvellopen hadden wij zo'n lange sliert dat de leste de bocht niet kriegen kun (Sleen)
- sliert: Wat is dat een lange sliert van een kerel (Klazienaveen)
- sliert: Wat een sliert vrouwlu op 't mark (Sleen)