U zocht voorbeeldzinnen met daarin "slof"
Resultaten 1 - 18 van 18
- anstrieken: Hij wol de lucifer anstrieken, mar hij was te slof. Het wol nich (Barger Compascuum)
- bek: Hij hef een bek as een slof
- dóf II: slof
- indreugen: De haver is bar slof, die zal wal aordig indreugen
- kniepertien: slof eworden (Diever)
- luxe II: Een holsch is niet zo luxe as een slof (Eext)
- opsloffen: Het cement sloft helemaol op, de rogge zit slof in de zak (Anloo)
- opstaven: Deur het opstaven van het grondwater wörden de muren slof (Elim)
- schieten I: Hij schoot oet zien slof
- slof I: Hij komp er op een schou en een slof langes (Emmer Erfscheidenveen)
- slof I: Dat is niet volgens de slof
- slof I: De slof is dat deeil van de plooug, waoras de plooug op steunt (Eext)
- slof I: Het glie-iezer nuimden ze slof, maor der zat ook een slof an de maaibalk (Eexterveen)
- slof II: Ik heb de tabak slof (Fluitenberg)
- slof II: Boekweit meien mus nao zunsondergaank, dan was ze wat slof (De Wijk)
- slof II: Hij is wat slof de leste tied, hij verget alles (Roderwolde)
- slofferig: slof II
- striekzool: De slof zat an de striekzool van de plooug (Anderen)