U zocht voorbeeldzinnen met daarin "slons"
Resultaten 1 - 4 van 4
- slons: Die vrouw is nooit netties, het is een slons (Schoonebeek)
- slons: Het is der een rommelie in hoes en dat is ok gien wonder met zu'n slons van een wief (Eext)
- slont: Een slont is roeg en een slons kan het waark niet naokommen (Eext)
- versmeren: Een slons is een vrouw, die de boel versmeert (Meppel)