U zocht voorbeeldzinnen met daarin "sloop"
Resultaten 1 - 4 van 4
- sloop I: moet je kop wassen; je sloop is net zo smerig (Klazienaveen)
- sloop II: De auto kun zo naor de sloop (Pesse)
- sloop II: De auto is veur de sloop verkocht (Padhuis)
- vehikel: Zo'n oftaands vehikel doet maor hen de sloop (Noordscheschut)