U zocht voorbeeldzinnen met daarin "smeet"
Resultaten 1 - 10 van 10
- bòl III: Hij smeet dei dikke bollen bolster achteroet of het niks was (Barger Oosterveld)
- melkkruk: Hij smeet het melkkrukkie naor de hond (Zuidwolde)
- smeet: Ik kan der wel is even langs gaon, het lig toch in de smeet (Klazienaveen)
- smeet: Ik moet er toch langes. Ik kan het zo in de smeet metnemen (Roderwolde)
- smeet: Een smeet zèeikoren
- smeet: Hij hef een mooie smeet daon
- smieten: Hij greep een stien op en smeet hum deur de glazen (Zuidwolde)
- smieten: Hij flapte de kraante dicht en smeet hum op de grond (Ruinerwold)
- vortsmieten: Hij smeet de stok vort en de hond gung er achteran (Sleen)
- waskwater: Het waskewaoter smeet ze in het misgat (Emmer Erfscheidenveen)