U zocht voorbeeldzinnen met daarin "smet"
Resultaten 1 - 5 van 5
- geld: Dennend smet met geld (Gasselte)
- smet: Deur dat veurval kreeg hij een smet op zien goeie naeme
- smetten I: Pas op, want het smet gauw en het wil haoste niet weer schone (Fluitenberg)
- smieten: Hij smet met geld (Nieuw Amsterdam)
- vergaren: Wat de eein vergaort, smet de aander vort (Eext)