U zocht voorbeeldzinnen met daarin "snakken"
Resultaten 1 - 6 van 6
- jagerslatien: Jaogerslatien is vaok wat snakken (Peize)
- pochen: Die kerel mugden ze hielmaol niet lien, hie dee niks as snakken en pochen (Buinen)
- snakken: Je zult er nog ies naor snakken (Hoogeveen)
- snakken: Hij zat man te snakken, net of hum de heile wereld heurt (Barger Compascuum)
- snakken: IJ moet niet zo snakken; der bint meer die dat makkelk dooun kunt (Eext)
- snakken: Jaogerslatien is vaok wat snakken (Peize)