U zocht voorbeeldzinnen met daarin "snoek"
Resultaten 1 - 10 van 10
- blinkern: Ik wil nog even an het blinkern of ik nog een snoek vangen kan (Drouwen)
- dommeneren: Die snoek doemeneert tussen de brogge en de stuw (Pesse)
- glad: ...as een snoek (Sleen)
- kanjer(d): Hij vönk mij daor een kanjer van een snoek (Ruinerwold)
- klames: Een klames van een snoek, ... van een wief (Hoogeveen)
- moot: Die snoek muj eerst in moten snieden, aans wordt hij niet gaar (Noordscheschut)
- schol III: Je moet hum scholler zetten, de snoek zit vandage boven in het water (Hijken)
- slaon: Hij sluig die snoek der uut
- snoek: Hie hef een dikke snoek vangen
- wupangel: Hij wil snoek vangen mit de wupangel (Kerkenveld)