U zocht voorbeeldzinnen met daarin "snoer"
Resultaten 1 - 11 van 11
- haspel: Ik heb hier tien meter snoer, dat mot op dizze haspel (Eext)
- kapittelstokkien: Een kapittelstokkien is een staafien in of an het slot van het snoer, waormit de sluting eborgd word (Hoogeveen)
- ladde I: Bij het vissen kuj het snoer soms vaste in de ladden hebben (Coevorden)
- snoer: Het snoer van het striekiezer is stukkend (Roderwolde)
- snoer: Ik har zo'n dikke vis an de hengel en toen knabde het snoer en toen har ik weer niks (Drouwen)
- snoer: Het snoer van de visangel zal hielemaole in de wiere (Geesbrug)
- snoer: Wat heb ij een mooi snoer parels (Schoonebeek)
- snoer: Een snoer wichter
- snoer: De ganze snoer
- stekker: De stekker zat los an het snoer (Barger Compascuum)
- zowat: Ik har de vis zowat, en toen knapte het snoer (Erica)