U zocht voorbeeldzinnen met daarin "snoet"
Resultaten 1 - 13 van 13
- kopersnoet: Een donkerbroen peerd met een kopperkleurige snoet nuumt ze een koppersnoet (Schoonebeek)
- proel: Hij het proel op de snoet (Roderwolde)
- snoet: Je moet die hond niet over de snoet aaien (Klazienaveen)
- snoet: As de hond niet lustern wil, kreg hij een tik over de snoet (Hijken)
- snoet: De snoet van de hond is aaid kaold (Sleen)
- snoet: Hij glee oet en veul op de snoet in de modder (Drouwen)
- snoet: Nou moj je snoet mor is holden
- snoet: Der is gien snoet vol aordigheid an
- snoet: Hie lusterde met snoet en oren
- snoet: *Van stoet kriej een dikke snoet (Grolloo)
- snuit: snoet
- spitsmoes: Spitsmoezen hebt een spitse snoet en dunne poten (Sleen)
- veldmoes: Een veldmoes hef een stompe snoet (Weerdinge)