U zocht voorbeeldzinnen met daarin "sop"
Resultaten 1 - 8 van 8
- gepoepel: Maak der toch niet zoe'n gepoepel van, de sop is de kool niet weerd (Broekhuizen)
- kool I: humko *De kool is het sop niet weerd
- sop: De koene möt het sop nog hebben
- sop: Hie hef een hiele sop kinder (Sleen)
- sop: Het wordt gien dik sop, as de boedel in daartien porties mot
- sop: in de sop
- sop: Die zake löp in het sop (Koekange)
- soppen: Aj het bord goed schoon hebben wilt, dan sop ij de erpel der even in (Sleen)