U zocht voorbeeldzinnen met daarin "specie"
Resultaten 1 - 18 van 18
- geliekmaotig: Ie moet die specie mèer geliekmaotig verdelen (Hijken)
- koepen: Specie koepen is het wark van de opperman (Sleen)
- oetkrabben: Die messelder möt de voegen oetkrabben, aans wordt de specie hard en dan kan het niet mèer (Sleen)
- opgaond: Opgaonde specie
- pannenstrieker: De pannestrieker is een kleine troevel, woor ze specie met tussen de pannen streken (Hijken)
- papperig I: De specie is papperig (Anloo)
- pleegsman: De pleegsman mus specie maoken en steinen sjouwen (Een)
- smu: Ie kunt wel begunnen, de specie is smeu genog (Hoogeveen)
- specie: Hej specie genog veur die muur? (Balloo)
- specie: De specie wordt al hard! (Sleen)
- specie: Bie het baggeln luip de specie in het paand (Emmer Erfscheidenveen)
- specie: Die vent hef specie genog (Meppel)
- speciebedde: Op het speciebedde wörde de specie klaor emèuken (Dwingelo)
- spijs II: Opper, spijs is op, wij moet nog specie maken (Sleen)
- toemaken: Aj de specie op hebt, muj nog wat toemaken (Zuidwolde)
- verzoepen: Specie, die te nat is, is verzeupen (Sleen)
- vogel: Woor ze specie met op de nak hen boven drugen, dat was de vogel (Sleen)
- zachtzand: Zachtzaand specie is metselkalk van welzaand mit kalk en een klein beetien trekspecie (Havelte)