U zocht voorbeeldzinnen met daarin "spitten"
Resultaten 1 - 20 van 25
- blad: Aj het spitten daon hebt, muuj even het blad schone maken, veur aj het opbargt (De Wijk)
- blok: Wij begonden gewoon te spitten of te stikken. Het wörde an blokken steuken, die op de wal egooid wÃ
- darg: Darg spitten: hiel dikke brokken darg weurden an de kaant op de veenput legd um wat te bedreugen. Da (Geesbrug)
- dole I: As ze eerder in een haideveld angaven, woor de schaiding was, spitten ze een dreihoukig gat in de gr (Barger Oosterveld)
- dörstig: Spitten is dörstig waark (Diever)
- draodliende: Een draodliende was vrogger ok umme langs te spitten (Zuidwolde)
- inrepen: Wij mut de sloten wat kaant spitten, de konen hebt alles in ereept (Fluitenberg)
- leiding: Nich te deip spitten, der lig een leiding langes (Barger Oosterveld)
- lep: Ze gungen met de lep hen veld te spitten (Norg)
- maldrentendag: Goeie vrijdag is maldrentendag, dan deden ze in de regel karweigies as toen spitten of askengat leeg (Borger)
- oetrusten: Ik bin meui van dat spitten, even wat uutrusten (Dwingelo)
- ofplaggen: Veurdaj gaot spitten, muj eerst ofplaggen (Fluitenberg)
- ongewoonte: Toen spitten is veur hum ongewoonte, hie döt het nooit (Eext)
- piepiesdarg: Piepiesdarg was hardstikke mooie darg, dat konden ie wal mit een holten schoppe spitten (Barger Compascuum)
- ruggewark: Erpelsrooien en spitten was roggewaark (Dwingelo)
- smeerlaoge: Je moeten die smeerlaoge der eerst ofhalen, dan kuj zand spitten (Klazienaveen)
- speet: IJ hadden een wiemelgaffel um de spitten in de wiemel te hangen (Hollandscheveld)
- spit I: De mes weur in spitten op de wagen laden en naor het land bracht (Nieuw Amsterdam)
- spitschoffel: Vroeger wuurd een spitschoffel gebroekt bij het spitten van zodden en plaggen (Sleen)
- spitten: Ik magge wel graag in de tuun knooien, mar spitten, daor begun ik niet an (Ruinerwold)