U zocht voorbeeldzinnen met daarin "spot"
Resultaten 1 - 8 van 8
- spiegel: Hie döt veur spot en spiegel mit
- spot: IJ moet niet overaal de spot met drieven; het kan jezölf ok is een maol overkomen (Eext)
- spot: Hij hef overal de spot met (Hijken)
- spot: Ie lopen veur spot op straote (Meppel)
- spot: Hij mag geern de spot mit een aander steken (Noordscheschut)
- spotten: Spot er maor niet met; het is beroerd genog, as je het overkomt (Odoorn)
- spotter(d): Dat is een spotter, die spot mit de godsdienst (Hollandscheveld)
- Thomas: Die ongeleuvige Thomas dreef overal de spot met (Zuidlaren)