U zocht voorbeeldzinnen met daarin "spreiden"
Resultaten 1 - 6 van 6
- Remmelt: De haogel mot spreiden en verder gien geknooi met Remmelt
- spreiden: Deur het spreiden van de hagel kan een jager met ien schot soms wal twei petrizen schieten (Exlo)
- spreiden: Zij bint an het smietöpperties spreiden (Hoogeveen)
- spreiden: De eerste laog moej mooi spreiden (Mantinge)
- spuuskern: sproeien, spreiden, spoestet
- stenekleed: Het stenekleed over het vat spreiden