U zocht voorbeeldzinnen met daarin "spulen"
Resultaten 1 - 6 van 6
- kamille: IJ moet spulen met wat kamille, aj blaorties in de mond hebt (Sleen)
- putten: Ik zal oe even een ummer water putten um de wasse op te spulen (De Wijk)
- sodawater: wassen en spulen ien hiet sodawater (Hoogeveen)
- spinazie: Hej de spinazie vergèten te spulen? Het zaand knarst mij onder de koezen (Broekhuizen)
- spulen: Ie mut de gruunte goed spulen (Hoogeveen)
- spuulhok: Een enkele had een spuulhokke, mar miestal gebeurde het spulen op de pompstraote (Broekhuizen)