U zocht voorbeeldzinnen met daarin "staart"
Resultaten 1 - 20 van 47
- aai: Die koe gaf mij een aai um de bek met de staart (Sleen)
- bigge: Hej een bikkie opvreten? Staart hangt je under de neus
- birs: De koenen hebt de birs in de staart (Buinen)
- bolkont: Die hen hef gien staart, dat is een bolkont (Emmen)
- drieten: Hooi, hooi driet/ De wereld is zo wied/Beur op je staart/Laat vallen je flaart/Hooi, hooi driet
- gast II: Dat is wel zu'n raore gast, ij weet niet oj hum bij de kop of de staart hebt (Eext)
- goed I: Zwienen is wel zuk raor gooud, aj ze an de staart trekt, wilt ze veuroet (Eext)
- hooi: Hooi, hooi schiet/Til op je staart/Laot vallen die flaart/Van je hooi, hooi, schiet (Sleen)
- hoorn: Pas op, aans woj net as de duvel; met hoornties op de kop en met 'n staart (Eext)
- kaorden I: Allend de vlokkige wol under het lief en bij de staart mussen ij kaorden (Sleen)
- ketel: Bin die hond mor een aol ketel an staart, dan komp e hier ok niet weer (Anderen)
- kikker: Mooi weer, de late kikkers kriegt 'n staart (Sleen)
- koekar: Dat pèerd har een mooie koekar op staart (Sleen)
- kwispeln: De sik kwispelt met de staart as e rams is (Roderwolde)
- loodtien: Vrogger kreeg het slachtvee een loodtie in de staart as bewies dat het accijns betaald was (Schoonebeek)
- maanhaor: In pakken haj pèerdehaor van de staart, het much gien maonhaor wezen (Sleen)
- narrig: Het is zo'n narrig kèreltien, ij trapt hum drekt op staart (Sleen)
- ofglien: ...van de staart ofgleden
- oor: Men weet niet of men hem bij de oren of bij den staart heeft
- opknuppen: Dat pèerd möt de staart nog opknöpt hebben, wij wilt er met hen toonstelling (Sleen)