U zocht voorbeeldzinnen met daarin "stallen"
Resultaten 1 - 8 van 8
- eerde: Vrogger meuken wie de eerde uut de sloten en dat bruukten wie veur strèeiing in de stallen (Klazienaveen)
- geldschieter: Wat zet die boer grote stallen, die zal wel een goeie geldschieter hebben (De Wijk)
- meimaond: In de meimaond moej de stallen schoon maken (Mantinge)
- oetreddern: De leste stallen moet wij nog oetreddern (Drouwen)
- ofmessen: De stallen wordt hier alle dagen ofmest (Exlo)
- stallen: Ik kan nargens de fietse stallen (Meppel)
- stallen: Wie mut de koeien stallen (Nieuw Amsterdam)
- zelvemelk: As de stallen schoon wazzen, kregen wij zelvemelk (Roderwolde)