U zocht voorbeeldzinnen met daarin "stap"
Resultaten 1 - 20 van 32
- altied: Hij is altied en eeuwig op stap (Wapse)
- belustern: De heurcommissie was op stap umme een dommeneer te belustern (Elim)
- bungeln: Loop niet zo te bungeln, stap ies wat deur (Weerdinge)
- eerst: Hij gung met de eerste de beste op stap (Nieuw Dordrecht)
- hals: As ik 's mörgens kop over hals oet bedde stap, heb ik drekt last van misselijkheid (Exlo)
- hanentred: Bij een hanentred was het peerd te kört in de stap (Exlo)
- keurzig: Dat wichtien is aordig keurzig, het giet mor zo niet met iederien op stap (Emmen)
- knapbus: Hij gung met zien knapbusse op stap um een paar hazen te schieten (Erica)
- kok I: Mien vrouw is op stap, ik bin vandaag kok en krouwel (Buinen)
- krintenwegge: Mit de krentewegge op stap gaon
- metrien: Stap mor achterop, dan kuj metrieden (Eext)
- motse: stap en de kip op (Peize)
- naomiddag(s): Ik geleuve, da'k naomiddag mar ies op stap gao (Koekange)
- nauw II: Dat pèerd is nauw op de stap, ...in de stand (Sleen)
- ofstappen: Stap is of, wij wilt hier even anholden (Schoonebeek)
- over I: Het was hum goed over, toen ie heurde dat ze mit een aander op stap west was
- reets: Zukke ankomen jonges wolden seens wel graag met de geite op stap as e reets was (Ruinen)
- stap I: Ast nog een stap dichterbie komst, pak ik die (Barger Oosterveld)
- stap I: Zij hef een mooie stap over zuk
- stap I: Het gung stap veur stap