U zocht voorbeeldzinnen met daarin "steeg"
Resultaten 1 - 9 van 9
- heg: heeg noch steeg (Hijken)
- hop I: Tegen dat rangelgoed daor in de steeg, daor zeden wij hop tegen (Sleen)
- schaamrood: steeg hum achter de oren (Roswinkel)
- steeg: Die steeg, ...stege is zo slagerig, daor magt ze wel ies wat an doen (Ruinerwold)
- steeg: As wij zegt: der lop een koe in de steeg dan wet elk, woor e löp, het is mèer een naam veur een we (Sleen)
- steeg: Een steeg was een smal straotie tussen de hoezen deur (Valthe)
- steg: steeg
- stiegen: Hij steeg in mien achting (Wapserveen)
- wisselstee: Een verbreding van een steeg is hier een wissel of wisselstèe (Broekhuizen)