U zocht voorbeeldzinnen met daarin "stekken"
Resultaten 1 - 9 van 9
- homkersnust: In een homkersnust muj ook gien hand stekken! (Schoonebeek)
- hörp: *Drie hörpen groot/Kunt stekken 'n peerd dood (Padhuis)
- hul: Wij möt nog even hen hullen stekken (Padhuis)
- maljan: Van dei maaljan kin je zukke raore stekken verwachten (Emmer Erfscheidenveen)
- ofleggen: Wij hebt van die heester een paar takken of elegd um neie stekken te kriegen (Fluitenberg)
- scheuren: Sommige heesters meuj stekken en aandere kunj bèter scheuren (Elim)
- stek: In een gekke bui kunt er soms mooie stekken daon worden (Hooghalen)
- steken: Vandaag gaow bonken en mörgen gaow stekken
- stekken I: As ij blooumen stekken gaot, wil ik er ok wel goenend van hebben (Eext)