U zocht voorbeeldzinnen met daarin "steunen"
Resultaten 1 - 8 van 8
- knastertanden: Een zieke koe kan zo steunen; dan zeg wij hier: knastertanden (Emmen)
- stennen: steunen
- steunen I: Hie lop slecht, wij moet hum steunen (Sleen)
- steunen I: Die mure, daor kuj mooi op steunen (Ruinen)
- steunen I: Zij wilt zien veurstel graag steunen (Ruinerwold)
- steunen I: Wij moet mekaar mar wat steunen in disse tied (Koekange)
- steunen II: Wat heb ie toch te steunen? (Kerkenveld)
- steunen II: Hij döt niks as steunen (Westerbork)