U zocht voorbeeldzinnen met daarin "stiel"
Resultaten 1 - 14 van 14
- gebintstiel: Ien vak lig tussen vier gebientstielen, op elke hoek een stiel (Wapserveen)
- inkepen: De stiel moet inkeept worden om de schaor steun te geven (Roderwolde)
- plunt: Die stiel is een heile plunt (Roderwolde)
- pulholtie: stiel
- stiel I: De balkenslieten ligt van stiel tot stiel (Balloo)
- stiel I: In het achterhoes steeit de stiel op een stiep (Eext)
- stiel I: An de stiel wordt de beide grote baanderdeuren vastzet
- stiel II: Ieder zien stiel (Wapse)
- stiel II: Nee heur, dat is mien stiel niet (Kerkenveld)
- stiel III: Die kan met stiel vertellen (Stieltjeskanaal)
- stiel III: Hij hef zien eigen stiel; hij is aolderwets (Barger Oosterveld)
- stiel III: Hij is laank van stiel
- stiepplaatien: Het plaankie dat tusken de stiel en de stiep lig, daor zeg wij stiepplaankie tegen (Eext)
- striebalk: De striebalk is de schune balk tussen stiel en ankerbalk (Sleen)