U zocht voorbeeldzinnen met daarin "stil"
Resultaten 1 - 20 van 70
- achterumgekiek: Zit toch stil, aal dat achterumgekiek (Sleen)
- bauwen: Hol je toch stil te bauwen, zie kunt je an het aander èend van het darp wal heuren (Oosterhesselen)
- begaon II: Laot hum mor stil begaon, hij is zo mooi an het speulen (Oosterhesselen)
- blaffer(d): Hol dien blaffer nou is stil (Roswinkel)
- bleriot: Hol je toch stil, bleriot van pot
- bobbelkop: Hol oe stil, bobbekop (Ruinen)
- bollekop: Hol je toch stil, lillijke bol(le)kop (Sleen)
- bouw I: In de winter lig de bouw stil (Barger Oosterveld)
- bouwvakker: De bouwvakkers staakt al een weke, de hiele bouw lig stil (Klazienaveen)
- bunen: Ha, lig toch stil, te bunen ok altied (Sleen)
- doenig I: Wat is dat mèensch doenig, ze zit nooit stil (Weerdinge)
- friemelgat: Wat een friemeltriene, die zit nooit stil (Weerdinge)
- gebazel: Man, hol je stil, dat gebaozel word ik flauw van (Anderen)
- gesnaoter: Hol die stil, doe met dien gesnaoter (Emmer Erfscheidenveen)
- gesnar: Stil mor met dat gesnar, zee de vrouw, ik lees de krant zolang as het mij past
- gestotter: En no verzuuk ik jo met je gestotter um stil te wezen
- giebelbek: Die giebelbek is gien ogenblik stil, die giebelt al, eer der wat zegd is (Eext)
- gunterbok: Aachter in het veld kuj nog wel is, veural as het stil is, een gunterbokkie heuren (Eext)
- halfweg: Ik bin hum halfweg kommen met zien opschepperij en doe was e stil
- hangklok: De hangklok is stil blieven staon (Een)