U zocht voorbeeldzinnen met daarin "stond"
Resultaten 1 - 13 van 13
- fotse: Het stond in de krant, stond in de krant, N. hef heur fotsien verbrand (Meppel)
- heufd: Hij stond veur op het heufd van de törfbok (Geesbrug)
- koot: Oenze olde mere stond geregeld aover de kote en dan was hij mitiene kreupel
- stond I: Van stond, ...stonden of an is het oflopen
- stond I: Doou e dat draankie har van de dokter is zien hoousten van stond of an minder worden (Eext)
- stond I: op stond
- stond I: Ik heb graag daj dat op stond doet, zee de baos (Nieuw Amsterdam)
- stond I: Op stond komp het mij niet oet
- stond II: Je moet je hond beter ofrichten, aans wordt hij je stond baos (Exlo)
- stond II: Kom stond mor even (Rolde)
- versloeken: Drink toch niet zo gulzig, stond versloek ij je (Gasselte)
- weunsie: Vlak achter het weunsie stond nog een hulsebossie (Hijken)
- zieden I: Vrogger stond de hoge zieden op de baovenste plaanke ien de kaste (Ruinerwold)