U zocht voorbeeldzinnen met daarin "stoot"
Resultaten 1 - 7 van 7
- anstoten: As het pèerd het haost niet doen kan, dan stoot ij de wagen an (Sleen)
- duken: IJ moet duken, aan stoot ij de kop
- iesnagel: stoot
- slag I: Zunder slag of stoot gaf e zuk over (Oosterhesselen)
- stootvoet: stoot I
- stöt: stoot
- umstoten: Gaot ies goed zitten, straks stoot ie de hiel boel umme (Beilen)