U zocht voorbeeldzinnen met daarin "straf"
Resultaten 1 - 9 van 9
- gesjochten: Ja, mien jong, non binj gesjochten, non heb ik je te pakken; ie zult je straf niet ontgaon (Beilen)
- gieseln II: Gieseln was een straf van vrogger (Koekange)
- hoek I: Hij mus veur straf in de hoeke staon (Hollandscheveld)
- lieveheershondtien: Een liefvadershondtien moej nooit doodmaken, want daor stiet straf op (Emmen)
- oetzitten: Hij mus zien straf wal oetzitten
- rebbebrij: As moeder drok was, kregen wij 's morgens rebbedij, en dat was gien straf
- sputtern: Doe krigst dien straf nog wel; as het regent sputtert het die ok in de ogen
- straf I: Hij mus veur straf in de houk staon (Barger Oosterveld)
- straf II: Die kan straf drinken (Klazienaveen)