U zocht voorbeeldzinnen met daarin "strak"
Resultaten 1 - 20 van 23
- boog: Het linnen mus strak um de bogen spannen worden
- gordelriem: Die gordelrieme zit mij te strak (De Wijk)
- keelbaand: De kelband zit te strak, dat snedt hum in de hals (Padhuis)
- kinket: As wij het peerd het bit andeden, mugden wij de kinketten nooit strak andoen (Elim)
- kröplappe: De kraplappe werd strak aover de borsten dragen (Meppel)
- liefien: Een liefie haj met en zunder mouwen. Je dreugen het over de börstrok en het zat strak (Gasselte)
- neilichter: (...) neit strak in de leer, een neilichter (Emmer Erfscheidenveen)
- ofkniepen: Dat zit te strak, ie zulden de arm ofkniepen (Noordscheschut)
- opspanner: Bai het riggeln worden de draoden met een opspanner strak trokken (Westervelde)
- pofmouw: Zij hef een jurk mit pofmouwen, mar het elastiek zit te strak (Broekhuizen)
- pot: Dat gedeelte van de mus, dat strak over het ooriezer trökken wordt, is de pot (Gasselte)
- schieveloop: Mit de schieveloop trekke wij het voor heui strak (Havelte)
- spankarre: De spankarre moet de kabels strak holden. De spankarre weur in de grond verankerd (Klazienaveen)
- strak: Hij is neit strak in de leer, hij is een neilichter (Emmer Erfscheidenveen)
- strak: Hij keek strak veur zuk oet (Barger Oosterveld)
- strak: Wat kiek ie strak
- strak: Aj hum mar good strak hooldt, dan is hie wel haandzaam (Elim)
- strak: Met een strak gezicht höl hij vol dat hij dat niet daon had (Geesbrug)
- strak: Ze kiekt er strak op toe (Sleen)
- strak: As der een boel ekkels bint, kriew een strak winter (Zwinderen)