U zocht voorbeeldzinnen met daarin "streep"
Resultaten 1 - 20 van 23
- centiengooien: Je mussen zörgen dat de centen veur de streep bleven. Die het dichste bij de streep lag, was het be (Odoorn)
- deurlopend I: Door löp een deurlopende streep aover de weg (Broekhuizen)
- deursnee: De deursnee is sikkum 10 streep (Roswinkel)
- even I: Hij was even eerder over de streep (Uffelte)
- husseln: Wie het kortste bij of op de streep lag, mug eerst husseln. Husseln is de centen tussen de bolle ha
- kamprit: beide geliek over de streep (Exlo)
- kuie: Mit de kuie muj de knikkers van de streep pikken
- landverovertien: Mit laanverstikkertie gooide ie een mes mit de punte in de grond en trökken ze een streep, zoas het (Pesse)
- meetgooien: Dei op de streep gooid har, har het wonnen. De centen dei over de streep kwamen, telden nich mit. De (Barger Oosterveld)
- nak I: Ze gungen nek an nek over de streep (Buinen)
- scheet: IJ hebt een streep trökken, zo schief as een scheet (Oosterhesselen)
- stek: As een cent op stek lag, lag hij op de streep (Beilen)
- stoef: Aj bij het centiengooien op de streep gooiden waj stoef (Sleen)
- straol I: streep
- streep: Op papier trek ie een lien en op de grond een streep (Eexterveen)
- streep: De poter mout op de streep poten
- streep: Hij was zo doen, hij zat wied boven zien streep
- streep: Wij hebt er maor een streep under zet
- streep: Daor lop een streep deur
- streep: Breek mij maor tweei streep sukkelao of (Eext)