U zocht voorbeeldzinnen met daarin "streupen"
Resultaten 1 - 12 van 12
- fezant: Hij kan het streupen niet laoten. Gistern hef hij nog een fezante epakt (Hoogeveen)
- lamp: Aj deurgaot met streupen, loop ie vast nog ies tegen de laampe (Meppel)
- laoten I: Hij kan het streupen niet laoten (Meppel)
- prent: As ie prenten lezen kunt, dan keuj ok streupen (Hijken)
- schruwakster: Aj an het streupen bint, vertelt de schreeuwokster je persies, as der onraod is (Eext)
- snappen: Zie hebt hum snapt bij het streupen (Gasselte)
- snorren II: Zie hebt hum snord bij het streupen (Borger)
- streupen: Aj an het streupen bint, vertelt de schreeuwakster je persies, as der onraod is (Eext)
- streupen: As ze joe eerder pakten mit streupen, kwamen ie veur het katon (Barger Oosterveld)
- streupen: Wie waren an het bonen streupen (Roswinkel)
- strupken: streupen
- vishakken: Vishakken was streupen (Sleen)