U zocht voorbeeldzinnen met daarin "streuper"
Resultaten 1 - 12 van 12
- commies: De commiezen hadden de streuper al laank in de smiezen (Roderwolde)
- falie: De jachtopziener hef de streuper gien proces opemaakt, mar hij hef hum wel flink wat op zien falie e
- frommeln: De streuper frommelde de haas gauw under de jas (Borger)
- nakslag: De streuper gaaf de kniene een nekslag (Dwingelo)
- onbezoldigd: Een onbezoldigde veldwachter wuurd betaald, as ze een streuper of wat anders anbracht hadden (Padhuis)
- ontsnobbeln: De veldwachter was te late, de streuper was hum ontsnobbeld (Hoogeveen)
- opstrieker: streuper, heuger
- schoelholden: De streuper hef zuk veur de jachtopziener schoelholden (Rolde)
- smiezen: Dei kommiezen hadden dei streuper al laank in de smiezen (Roswinkel)
- veurkommen II: De streuper möt morgen veurkomen (Ruinerwold)
- viseteren: Wanneer een streuper in het veld leup, dan worde hij wel ies viseteerd, of e ok strikken in de buse (Pesse)
- wegfoggeln: De streuper is doe weg efoggeld (Havelte)