U zocht voorbeeldzinnen met daarin "stroep"
Resultaten 1 - 12 van 12
- grutten I: Wij lust geern grutten met spekvet en stroep (Borger)
- hönnigstroep: Hönnigstroep was blanke stroep, het was beter en duurder as zwarte stroep (Sleen)
- kladden: Zie kladden an mekaor as vliegen en stroep
- ongel: Deur de ongel weur stroep deur daon en dan deden ze dat op de stoet (Oosterhesselen)
- rad II: as dikke stroep
- sierp: stroep
- stiefmeel: Stiefmeel of reurum met stroep en spekvet is stevige kost in de winter (Borger)
- stroep: Vroeger gungen wij met een aker stroep halen (Oosterhesselen)
- stroep: In de oorlog wuurd stroep maakt van sukerbieten (Padhuis)
- stroep: Hie smeert hum met stroep um de bek
- zuutnat: Zuutnat was melk en stroep deur mekaar, het was kinderdrank. Dat kregen ze met neijaor. Wij zegt ok (Sleen)
- zuutnat: Garstpankoeken eet wij met zuutnat, dat is melk met stroep en suker (Zwinderen)