U zocht voorbeeldzinnen met daarin "strompeln"
Resultaten 1 - 4 van 4
- meerder I: Hij wordt niet mèerder met het lopen, hij begunt zo te strompeln (Nieuw Dordrecht)
- stro: Hij komp te strompeln over een strogie
- strompeln: Hij kwaamp te strompeln tussen de koenen (Ruinerwold)
- strompeln: er in strompeln