U zocht voorbeeldzinnen met daarin "strook"
Resultaten 1 - 8 van 8
- droes I: Die strook hangt er aordig droes um (Stieltjeskanaal)
- polkamus: De polkamus is een groffe wollen mus met een strook tot op de scholder en met haak en oge dicht unde (Stieltjeskanaal)
- stand: Dan was er onder de achterpoten van de koenen een strook stien of beton, de staand (Hoogeveen)
- strook: Het is te kort, zet er mar een strook bij an (Kerkenveld)
- strook: De jonge boeren bennen wat roeg met het maaien; ze laoten nogal ies een strook staon (Peize)
- strook: Hij wol der een strook grond van de buurman bie hebben (Barger Oosterveld)
- verscheer: Een verscheer was een strook van 2 - 3 meter, dat bie het landanmaken umspit weur, verscheer nao ver (Barger Compascuum)
- zompen I: As er bij het mèeien een strook staon blif, nuumt wij dat zompen (Buinen)