U zocht voorbeeldzinnen met daarin "stroom"
Resultaten 1 - 20 van 31
- iesschaol: Over de iesschollen springen, as het ies in de stroom breuken was (Padhuis)
- indammen: Wij mut de stroom indammen, zodet het water niet op het laand komp (Broekhuizen)
- inschakeln: Even de stroom inschakeln (Valthe)
- karmiswortel: De karmiswortel gruide in de stroom, 5 - 7 cm deursnee. Die kuj dreugen, in stukken snieden en dan k (Padhuis)
- kwel II: Der zitten van die kwellen in 't stroom (Sleen)
- kwelgrond: Kwelgrond hej bij een rivier of stroom (Nieuw Amsterdam)
- mengat: In de stroom lag een mengat, waor ze met de wagens deur gungen hen Duutsland (Padhuis)
- meun: Ik heb wal ies meunen vangen met voelmaken in 't stroom (Sleen)
- naostromen: Ze hadden het sluus wal dichtdaon, maor het water stroom
- otter: Der zaten vrogger otters in de stroom (Dwingelo)
- overhoek: Bij het rechttrekken van de stroom kwamen der overhoeken (Dwingelo)
- overlopen II: Vrogger leup de stroom 's winters altied over (Diever)
- reiger: Der stiet een reiger in de stroom (Mantinge)
- reuten: Vlas reuten gebeurde hier vaak in de stroom (Schoonebeek)
- roten: Vlas wuurd reut in de stroom of in het Gaanzegat (Padhuis)
- schut I: Der zaten vrogger schutten in de stroom (Dwingelo)
- stroom: Het land is een bettien glooiend naor de stroom toe (Padhuis)
- stroom: Zie wilt nog stroom schouwen (Mantinge)
- stroom: Het Loodiep nuumt wij aaid de stroom (Oosterhesselen)
- stroom: Tegen de stroom in lopen (Eext)