U zocht voorbeeldzinnen met daarin "strophoos"
Resultaten 1 - 5 van 5
- potstronk: strophoos, potakster, potstroop
- strophoos: Het is een strophoos, een strontzak (Roderwolde)
- strophoos: Het is een zunderlinge, wat een raore strophoos (Norg)
- strophoos: Wij zegt potstronk en strophoos tegen een klein kind, die goed bij de haand is (Ekehaar)
- strophoos: Een strophoos is een wat min, achtergebleven mannegien (Zwinderen)