U zocht voorbeeldzinnen met daarin "strunen"
Resultaten 1 - 4 van 4
- schunen: schumern, strunen
- strunen: Hij lop ok overal te strunen (Vries)
- strunen: Wij zaten de hele dag in de bossen te strunen (Hollandscheveld)
- strunen: Der bint sommigen, die meugt geern hier en daor rondlopen te strunen (Buinen)