U zocht voorbeeldzinnen met daarin "stuver"
Resultaten 1 - 20 van 26
- blaoskauwgum: As het kloor was, kregen wie 'n stuver veur blaoskauwgum (Emmer Erfscheidenveen)
- boerenmeid: *Een dikke boerenmeid kost mor een daalder/Veur 25 stuver ien, die is wat schraler/En veur een gulde (Sleen)
- daardehalf: Dat kost daardehalf stuver (Beilen)
- dagloon: Het dagloon was zeuven stuver (Hoogeveen)
- enter I: Dat is zo'n enter van een kerel, der zit veur gien stuver fatsoen an (Borger)
- intellen: Aj meent dat ze maor allenig geld bij de stuver intelde...dan hej het mis heur!
- kakkerd: Die man is een kakkerd van een kerel, zien praoties en vief cent is net een stuver (Kerkenveld)
- kauwtebak: Vrouger was er Nikkel kauwtebak. Door stund een veierkante stuver op, dei kostte vief cent (Barger Oosterveld)
- knieps: zo knieps, die kan gien stuver missen (Borger)
- kosten II: Dat zal wel een stuver kosten
- oord I: een kwart stuver (Smilde)
- proot: Zien prooties en vief cent is net een stuver
- schilling: Een schelling was zes stuver (Roderwolde)
- stuver: Hij lat zuk veur een stuver een gat deur de ribben boren
- stuver: Dat wicht is zo nuver as een stuver
- stuver: Hij hef de lèeste stuver uut egeven
- stuver: Oen praoties en een stuver is ok nog gien vief cent weerd (Havelte)
- stuver: en vief cent is net een stuver
- stuver: Wij hebt er een mooie stuver an aover eholden
- stuver: Ons aol lu hadden ain mooie stuver achter de hand