U zocht voorbeeldzinnen met daarin "tabak"
Resultaten 1 - 10 van 10
- aap: op een pakkien tabak
- inlands: Inlandse tabak wuur in de oorlog verbouwd
- knaster(d): Knaster is goedkope, slechte tabak (Hoogeveen)
- pak I: Ik koop mij nog even een pakkie tabak (Gasselte)
- slof II: Ik heb de tabak slof (Fluitenberg)
- sputtern: Hij kauwt tabak en sputtert de hiele dag (Schoonebeek)
- tabak: Nou muj mij niet slaon, aanders roep ik mien grote breur, die tabak proemt
- tabak: Tabak proemen en het sap in de ogen sputtern
- tabak: Wij doet niet langer, wij hebt er tabak van
- waor II: De waore kenner wil aaltied dat mark tabak (Hijken)