U zocht voorbeeldzinnen met daarin "tabernakel"
Resultaten 1 - 8 van 8
- tabernakel: De hosties wordt in het tabernakel bewaard (Barger Oosterveld)
- tabernakel: In Weiteveen hebt ze vrogger het tabernakel leegsteulen (Klazienaveen)
- tabernakel: Die man hef steulen, mar hij hef nog veul mèer op het tabernakel
- tabernakel: Een holle tabernakel is een holle, slokke kèrel
- tabernakel: Het was een hiel tabernakel
- tabernakel: Hie hef dat grote tabernakel op de wagen vervoerd (Oosterhesselen)
- tabernakel: Dat peerd is niet veul, het is een aold tabernakel (Beilen)
- tabernakel: Dat huus was een old tabernakel (Zuidwolde)