U zocht voorbeeldzinnen met daarin "tegenover"
Resultaten 1 - 18 van 18
- beide: Zie zaten beide mit dikke rooie koppen tegenover mekaar (Sleen)
- bokkig: Hie döt vaak zo bokkig tegenover de kinder (Anloo)
- handegevecht: Klaos stund met de beide handen in de hoogte tegenover een wicht die heur handen tegen de ziende zet
- kedonzeln: Kedonzeln deden wij met kotseballen, niet tegen de muur an, mor tegenover mekaor (Gasselte)
- kemphaan: Ze staon net een paor kemphaontjes tegenover mekaor (Emmer Compascuum)
- machteloos: IJ staot er machteloos tegenover (Sleen)
- meerstal: Bie de boer hier tegenover hebben ze nog ain meerstal in het laand, dat is aaltied nat (Valthermond)
- nulliesholtien: Op één kant stun nullies en der tegenover: alles, de aandere kanten waren leggerie en kriegerie (Rolde)
- ofkerig: Hij stait der wat ofkerig tegenover (Norg)
- puttendeur: De putdeur was een zieddeurtje, dat tegenover de put oetkwam (Rolde)
- recht II: Zij is recht tegenover iederiene (Fluitenberg)
- tegenover: Wat stel ij daor tegenover? (Oosterhesselen)
- tegenover: Tegenover ous stait een mooi hoes (Norg)
- tegenover: Ze stunden as een paar kemphanen tegenover mekaar (Zweelo)
- tegenover: Hij zat tegenover mij (Westerbork)
- tooi: Een tooi was tegenover de schoor (Roderwolde)
- wantrouwend: Hij stiet wantrouwend, ...wantrouwig tegenover zien buurman (Hooghalen)
- wicht I: Het is een lomperd tegenover de wichter (Eext)