U zocht voorbeeldzinnen met daarin "tiepel"
Resultaten 1 - 7 van 7
- opnippen: Bij het tiepeln moej de tiepel opnippen en dan met de stok wegslaon (Dalen)
- tiepel: Twie stokken waren der veur neudig, ...een lange en een körte. Dat kleintien was de tiepel, het har
- tiepel: De tiepel vloog deur het glaas (Roderwolde)
- tiepeln: dan kun de tiepel opvangen worden. De vanger prebeerde hum in de cirkel te gooien, waor de slaonder (Sleen)
- tiepelstok: tiepel
- tiepelstok: Met de tiepelstok slugen ij de tiepel weg (Sleen)
- tiepelstok: tiepel