U zocht voorbeeldzinnen met daarin "tillen"
Resultaten 1 - 13 van 13
- evenmin: Ie kunt dat kastien evenmin tillen as ik (Oosterhesselen)
- hopend: Non moej die körf niet zo hopend vol doen, aans kuj hum niet tillen (Sleen)
- iezerstark: Dai man is iezerstaark, dai kan dai kaast wel tillen (Valthermond)
- log: Dizze kaast is te log um zomor even op te tillen (Eext)
- loodzwaor: Hai kun het haost nait tillen, het was loodzwoor (Valthermond)
- macht: Ik heb gien macht genog in de aarms um dat ding op te tillen (Balloo)
- minnigheid: Dat komp deur zien minnigheid dat e niet meer tillen kan (Sleen)
- onhandig: Die trap is een onhandig ding, niet te tillen (Zeyen)
- opheffen: (op)tillen
- rollen: Die stien kuj beter rollen as tillen (Klazienaveen)
- tillen: Hang mij de pot even an het hangiezer; ik kan hum zölf niet tillen (Hijken)
- tillen: Zwoor tillen is slecht veur de rugge (Emmer Compascuum)
- vrouwluwark: Zwaor tillen is gien vrouwliewaark (Eext)