U zocht voorbeeldzinnen met daarin "toer"
Resultaten 1 - 20 van 39
- adverteren: Hie hef er al een hiel toer met adverteerd, ...advertèerd, mor hie is het nog niet kwiet (Sleen)
- almeugend: Een allemugende toer
- an II: Het is al een hiele toer an
- anraking: Ik har hom een toer neit zein, maor lest kwam ik zo weer met hom in anraoken (Vries)
- bakkeleien: Wij kunt hier een heel toer over bakkeleien, mor wij komt er niet oet (Anderen)
- doen II: Die beiden hebt al een heeil toer met mekaor daon (Eext)
- dreumer(d): Dat is zo'n dreumer, die kan en heeile toer veur zuk oetkieken zunder wat te zeein (Eext)
- foptet: De fopspeen wur even in de sukkerpot stoken en dan waren de kinder een toer rustig (Gieten)
- gangbaor: Dat juk is nog wel gangbaor; aj het ding oplapt kan het nog een heeil toer met (Eext)
- guunzen: IJ kunt wel heuren dat e een toer haard lopen hef en dat e dat niet wend is, hie döt ja niks as geu (Eext)
- hampeln: Die koou hampelt al zu'n toer met die linker aachterpoot (Eext)
- helder: Het is al een helder toer leden dat e bij mij west hef (Sleen)
- hunkern: 't Vool hunkert naor 't peerd as die 'n toer vort is (Eext)
- jagen: dat pèerd hew al 'n hiel toer met jacht
- kantoor: Hie hef al een heeil toer op ketoor zeten. Zul e in slaop vallen weden? (Eext)
- kiep I: Vrouger luip de winkelier met de kiep op de rug; het was een heile toer om dat ding weer op de rug t (Peize)
- kiepkerel: De kiepkèrel, ...kiepiesman is er een hiel toer niet west (Weerdinge)
- klaorholden: Hie hef het een toer klaorholden bij die boer, mor is noou toch veraanderd (Eext)
- magerachtig: Ik heb hum een toer niet zien. Ik heb er wat magerachtig tegen ankeken (Drouwen)
- miltsteek: Aj een toer achter mekaar hard loopt, kuj last kriegen van miltesteken (Coevorden)