U zocht voorbeeldzinnen met daarin "trakteren"
Resultaten 1 - 5 van 5
- bakkien: Trakteren op een bakkien jannever
- non II: Hij zal nou nooit of te nimmer ies een keer trakteren (Ruinerwold)
- oetlotten: Die oetlot was, mus trakteren
- pier I: Die zunige pier zal nooit een keer trakteren (Schoonebeek)
- smèren: Sommige jongens smeert hum, as het heur beurt is van 't trakteren (Ekehaar)