U zocht voorbeeldzinnen met daarin "treen"
Resultaten 1 - 4 van 4
- houwlijk: Vrogger zeden ze: Zie gaot in houwelk treen (Oosterhesselen)
- kibbeln: IJ kibbelt, want voeten zint gien treen
- treen: Hoe vake zul zo'n hane per dag wel treen? (Kerkenveld)
- treen: Boekweit treen (Sleen)