U zocht voorbeeldzinnen met daarin "triezel"
Resultaten 1 - 7 van 7
- diezeln: Hij gaf hum een triezel, dat hij diezelde in het ronde (Sleen)
- geven: Ik heb hum een triezel um de oren geven (Eext)
- potkoken: Toen M. is weer praoties har over het potkoken, gaf ze hum een triezel met een pandeksel
- triezel: Za'k je een triezel verkopen, ondeugd? (Zwinderen)
- triezel: Hij kreeg een triezel, hie giezelde in het ronde (Sleen)
- triezel: Ik ken die nait berekken, aans kreegst een triezel (Tweede Exloërmond)
- troezel: triezel