U zocht voorbeeldzinnen met daarin "tril"
Resultaten 1 - 4 van 4
- dril I: Aj een varkenskop kookt, komp er van det tril op (Ruinerwold)
- snaor I: De snaor van de tril (Sleen)
- tril I: die motor lop as een tril
- trillen: Nou moe'k eerst eten, ik tril op de bienen (Weerdinge)